“Investments in education are essential to improving Africa's human capacity. That
capacity is the foundation needed to realize increased productivity, improvements in
health status and reductions in fertility, and the development of democracy.”
–USAID
Van collectes voor zending of missie tot tv-campagnes voor goede doelen, we worden al sinds de jaren vijftig op allerlei manieren bij ontwikkelingshulp betrokken. Toch lijkt onze solidariteit steeds meer om te slaan in twijfel over het nut van onze goedbedoelde hulp. Niet meer dan terecht, zo zijn wij van mening. Op deze pagina stellen we dan ook de vraag: is onderwijs het middel om de armoede in ontwikkelingslanden aan te pakken?
Om hierop te antwoorden moeten we ons eerst afvragen, wat is armoede? Over het algemeen wordt de definitie van armoede beperkt tot het ontvangen van een laag inkomen. Dit gebeurt in absolute zin, bijvoorbeeld wanneer we kijken naar de Wereldbank die de armoedegrens op het inkomen van 1 dollar per dag trekt, maar ook relatief, bijvoorbeeld wanneer we armoede toeschrijven aan hen die het landelijk met een statistisch laag inkomen moeten doen. We kunnen op beide vormen echter als kritiek geven dat ze individuele en sociale omstandigheden buiten beschouwing laten. De definitie van armoede laat zich simpelweg niet beperken tot het niveau van inkomen.
Een meer realistische kijk op de term armoede vinden we in het ‘Bosnia and Herzegovinia’s Poverty Reduction Paper’ (2002), waarin we op pagina 5 lezen:
It is becoming widely recognized that poverty takes various forms, including the lack of income and productive resources sufficient to ensure sustainable livelihoods; hunger and malnutrition; ill health; limited or no access to education and other basic services; increased morbidity and disease-related mortality; homelessness and inadequate housing; unsafe environments; and social discrimination and exclusion. Furthermore, restrictions on or lack of participation in the decision-making process and in civil, social and cultural life are also violations of human rights. A multidimensional understanding of poverty helps us define poverty as a human condition characterized by sustained or chronic deprivation of the resources, capabilities, choices, security and power necessary for enjoyment of an adequate standard of living and other civil, cultural, economic, political and social rights.
Deze definitie stelt ons in staat armoede te beschouwen als een subjectieve ervaring, een kwestie van participatie en menselijke activa. Hoewel de hoogte van het inkomen binnen deze definitie een belangrijke rol speelt, laat armoede zich hiertoe niet beperken. Naast inkomensarmoede kunnen we nog drie andere analytische categorieën benoemen welke binnen dit domein van groot belang zijn. Deze categorieën zijn capabiliteitsarmoede, participationele armoede en consequentiële armoede.
Capabiliteitsarmoede
De econoom en Nobelprijs winnaar Amartya Sen omschrijft armoede als de conditie die resulteert in de afwezigheid van vrijheid om binnen een samenleving effectief te functioneren. Dit omvat de achterstelling in capabiliteit, de kennis en vaardigheden welke nodig zijn om onafhankelijk te kunnen handelen. We kunnen deze vorm van armoede dan ook aanduiden als capabiliteitsarmoede (Sen 1999). Deze categorie is het gevolg van gebrek aan training, vaardigheden en informatie.
De econoom en Nobelprijs winnaar Amartya Sen omschrijft armoede als de conditie die resulteert in de afwezigheid van vrijheid om binnen een samenleving effectief te functioneren. Dit omvat de achterstelling in capabiliteit, de kennis en vaardigheden welke nodig zijn om onafhankelijk te kunnen handelen. We kunnen deze vorm van armoede dan ook aanduiden als capabiliteitsarmoede (Sen 1999). Deze categorie is het gevolg van gebrek aan training, vaardigheden en informatie.
Participationele armoede
Naast capabiliteitsarmoede zijn er meer subjectieve ervaringen op het gebied van participatie en het ervaren van deprivatie. Participationele armoede heeft betrekking op de achterstelling in het bereik van de dingen die mensen kunnen worden – inclusief de potentie tot deelname aan het sociale leven en integratie in de besluitvormingsprocessen (UNDP 2002). Deze vorm van armoede kan worden opgevat als zowel een internaliseringproces als een extern opgelegde status. Aan de ene kant kunnen individuen leren om de kans op inclusie te vergroten. Aan de andere kant reikt deze potentie niet voor iedereen even ver. Zo is het werk van vrouwen vaak niet geregistreerd, waardoor ze worden uitgesloten bij het nemen van beslissingen en ze worden beperkt in hun vermogen om deel te nemen in de ontwikkeling van prioriteiten (Sweetman 2002).
Naast capabiliteitsarmoede zijn er meer subjectieve ervaringen op het gebied van participatie en het ervaren van deprivatie. Participationele armoede heeft betrekking op de achterstelling in het bereik van de dingen die mensen kunnen worden – inclusief de potentie tot deelname aan het sociale leven en integratie in de besluitvormingsprocessen (UNDP 2002). Deze vorm van armoede kan worden opgevat als zowel een internaliseringproces als een extern opgelegde status. Aan de ene kant kunnen individuen leren om de kans op inclusie te vergroten. Aan de andere kant reikt deze potentie niet voor iedereen even ver. Zo is het werk van vrouwen vaak niet geregistreerd, waardoor ze worden uitgesloten bij het nemen van beslissingen en ze worden beperkt in hun vermogen om deel te nemen in de ontwikkeling van prioriteiten (Sweetman 2002).
Consequentiële armoede
Deze vorm van armoede is het resultaat van bewuste menselijke en politieke interventies op de natuurlijke of sociale omgeving van individuen, waarvan schadelijke gevolgen voelbaar zijn op een indirecte of vertragende manier. De meest voorkomende vormen zijn de exploitatie van hulpbronnen (inclusief arbeid), nationale schulden, oorlog en conflict, en aantasting van het milieu veroorzaakt door de kapitalistische hebzucht of politieke onwil om passende maatregelen te nemen. Andere voorbeelden zijn ongelijke markten, migratie, slechte gezondheid en slecht bestuur en leiderschap. Kenmerkend voor consequentiële armoede is dat het zich het snelst manifesteert in landen waar de democratie of gelijkheid zwak is, waardoor de meest kwetsbaren ook het meest vatbaar zijn.
Deze vorm van armoede is het resultaat van bewuste menselijke en politieke interventies op de natuurlijke of sociale omgeving van individuen, waarvan schadelijke gevolgen voelbaar zijn op een indirecte of vertragende manier. De meest voorkomende vormen zijn de exploitatie van hulpbronnen (inclusief arbeid), nationale schulden, oorlog en conflict, en aantasting van het milieu veroorzaakt door de kapitalistische hebzucht of politieke onwil om passende maatregelen te nemen. Andere voorbeelden zijn ongelijke markten, migratie, slechte gezondheid en slecht bestuur en leiderschap. Kenmerkend voor consequentiële armoede is dat het zich het snelst manifesteert in landen waar de democratie of gelijkheid zwak is, waardoor de meest kwetsbaren ook het meest vatbaar zijn.
In ontwikkelingslanden zien we dat armoede zich niet tot één van deze categorieën beperkt, maar bestaat uit een complexe interactie tussen meerdere categorieën. Voor dit probleem is onderwijs alleen niet de oplossing die de situatie zelfstandig zal verbeteren. Echter, onderwijs heeft wel de potentie om binnen elke categorie een deel van de oplossing te vormen.
De term potentie in bovenstaande zin is van groot belang. Onderwijs is geen universeel identiek toepasbare tool waarvan we grenzeloos kunnen stellen dat het in absolute zin wel of niet bijdraagt aan de verbetering van sociale en individuele omstandigheden. Met het oog op een kritische beoordeling van de relatie tussen armoede en onderwijs, is het mogelijk te kijken naar de koppeling van twee complementaire invalshoeken. Enerzijds kunnen we onderwijs zien als een bron van empowerment. Zo kan educatie bijvoorbeeld de kans op een inkomen vergroten. Anderzijds is onderwijs een leermiddel welke armoede kan versterken. Zo bevordert bijvoorbeeld geletterd onderwijs het gat tussen analfabeten en alfabeten. Ondanks deze tegenstrijdigheden wordt onderwijs op alle niveaus bepleit als een krachtige mogelijkheid om bewustzijn, motivatie en sociale verantwoordelijkheid te bevorderen, en zo bij te dragen aan een meer egalitaire samenleving (Schots Parlement 2002, Europese Commissie 2000).
De volgende tabel geeft een overzicht van de vier hoofdcategorieën van armoede en geeft zowel mogelijke positieve als negatieve effecten van onderwijs.
Categorie |
Potentie van onderwijs |
Inkomensarmoede Relatief: In relatie tot gemiddelde relatieve waardes binnen een beperkte sociale omgeving, bijvoorbeeld:
Absoluut: volgens absolute waarde, bijvoorbeeld:
|
Negatieve potentie:
Positieve potentie:
|
Capabiliteitsarmoede
|
Negatieve potentie:
Positieve potentie:
|
Participationele armoede Achterstelling in de bereikbaarheid van dingen die mensen kunnen worden - deelname aan het sociale leven, integratie in de besluitvormingsprocessen, bij bijvoorbeeld:
|
Negatieve potentie:
Positieve potentie:
|
Consequentiële armoede Voornamelijk:
|
Negatieve potentie:
Positieve potentie:
|
Kortom, onderwijs heeft de potentie om bij te dragen aan voorruitgang. Dit wordt vaak aangekaart door hulporganisaties en overheden. Maar het belang van een gepaste en kwalitatief goede inrichting wordt vaak vergeten.
Om de positieve effecten van onderwijs te versterken en de negatieve te beperken, is het van belang veel aandacht te geven aan de te maken keuzes en de analyse van de daarbij bijhorende gevolgen. Ook bij de projecten van SOZ zal dit proces aandacht gegeven worden. Hierbij richten we ons op aspecten als duurzaamheid, brede toegankelijkheid en minimalisatie van de belasting voor het milieu. Hoewel we hier per project een gepaste procedure voor opstellen, zijn er vier factoren welke onafhankelijk van het project een fundamentele rol spelen.
Participatory Design – Samenlevingsparticipatie is gebaseerd op het principe dat een omgeving beter functioneert wanneer een samenleving actief in haar ontwikkeling is betrokken, in tegenstelling tot het zijn van een, wat Sanoff noemt, passieve consument. Bij SOZ onderstrepen we dit. Daarnaast zijn we ons ten volle bewust van het verschil tussen ons perspectief, als westerse ontwikkelingsorganisatie, en dat van onze doelgroep. Daarom hechten we bij al onze projecten een groot belang aan de participatie van de locale samenleving. Dit houdt in de praktijk in dat we de samenleving betrekken in de beslissingsprocessen die hen beïnvloeden. Een argument tegen deze vorm van werken is dat het leidt tot een constante stroom van conflicten, met vertraging en ruzie als resultaat (Rosner, 1978). Dit volgt vaak uit het feit dat een meerderheid van de bevolking, zij die niet actief deelnemen, zich met een houding van intolerantie tegen verandering verzetten. Om deze reden ziet SOZ het niet alleen als haar taak de locale bevolking in de projecten te betrekken, maar haar ook te stimuleren om actief mee te doen, om zo een efficiënt en democratisch besluitvormingsproces mogelijk te maken.
Partnership en Cooperation – SOZ is een relatief kleine jonge organisatie. Het is daarom erg belangrijk niet alleen onze eigen ervaringen bij projecten te betrekken, maar ook die van anderen. Het leren van en de samenwerken met anderen zien wij dan ook als een middel om waarde toe te voegen.
Local self-reliance – De term self-reliance is afkomstig van Emerson’s gelijknamige essay. In dit werk benadrukt Emerson de noodzaak om niet blindelings op conformiteit en (valse) consistentie af te gaan. Een individu, evenals een samenleving, moet eigen instincten en ideeën volgen om een beeld van keus en gevolg te creëren. In de context van SOZ wordt het belang van self reliance versterkt door de eindigheid van haar projecten. SOZ streeft er naar om na verloop van tijd de volledige controle over de verschillende projecten over te dragen aan locale medewerkers. Om dit te realiseren wordt elk project ook vanuit dit perspectief gestart, en stimuleren we waar mogelijk vanaf dag 1 de locale bevolking tot een hoge maat van betrokkenheid bij de projecten en de daarbij behorende keuzes. De implementatie van Participatory Design draagt hieraan bij.
Continuous evaluation – Voor een optimaal resultaat en de correcte implementatie van bovenstaande principes besteed SOZ uitvoerig aandacht aan evaluatie. Deze evaluatie richt zich op het objectief analyseren van gemaakte keuzes en de daarbij behorende gevolgen in relatie tot alternatieven. Dit proces bestaat voor een deel uit een zelfevaluatie, uitgevoerd door projectmedewerkers, en voor een deel uit een externe evaluatie, uitgevoerd door lokale mensen die niet direct bij het project betrokken zijn.
Is onderwijs het middel om de armoede in ontwikkelingslanden aan te pakken? Nee, zo moeten we concluderen. Armoede, zoals we deze in o.a. Zambia tegenkomen, verwikkelt zich met de hele samenleving en laat zich niet door onderwijs alleen uitbannen. Onderwijs heeft echter wel degelijk raakvlakken met armoede en ontwikkeling, en dient zich daardoor aan als potentieel hulpmiddel in de strijd tegen armoede. Dit neemt overigens niet weg dat het ontwikkeling ook kan dwarsbomen, door bijv. de implementatie van een ondemocratisch en misleidend curriculum. In veel gevallen gebeurt dit onopzettelijk, en ook voor de projecten van SOZ is dit een risico. Door tijdens onze projecten de keuzes en daarbij behorende gevolgen op zowel korte als lange termijn zorgvuldig te analyseren, proberen we dit risico echter tot een minimum te beperken. Maar wat is goed, en wat is fout? Bij het beantwoorden van deze vraag staat duurzaamheid centraal. Vanuit dit perspectief zijn wij van mening dat dit oordeel locaal bepaald moet worden. Enerzijds omdat dit de draagkracht en daarmee de slagingskans van de projecten vergroot. Maar belangrijker is het proces van ontwikkeling van zelfstandigheid dat naast onderwijs ook een fundamentele rol binnen ontwikkeling heeft. SOZ probeert haar leidende taak dan ook zo veel mogelijk over te dragen aan locale bronnen. Daarvoor in de plaats komt een informerende rol waarin het aankaarten van aandachtspunten centraal staat.
Om bovenstaande te realiseren passen we projectonafhankelijk vier principes toe:
Gedurende fase 1, waarin het project wordt voorbereid, wordt gebruik gemaakt van Participatory Design, waarbij we de belanghebbenden in grote mate betrekken bij het ontwikkelen van idee en concept. Daarbij wordt uitgegaan van Partnership en Cooperation teneinde ook van de ervaring van anderen te kunnen leren.
Gedurende fase 2, bij de uitvoering van het project, wordt uitgegaan van locale self reliance – het project wordt zoveel als mogelijk ingevuld met locale medewerkers – en een continu evaluatieproces, waarin zowel interne als externe bronnen de keuzes en daarbij horende resultaten in relatie tot alternatieven analyseren.