Zambia is het land van de paradox. Het zuidelijke Afrikaanse land is rijk aan mineralen zoals koper, kobalt en zink en heeft een unieke diversiteit aan fauna. Tegelijkertijd leeft ongeveer 80% van de 11,5 miljoen inwoners onder de armoedegrens. En net als veel andere landen in Afrika, wordt Zambia geteisterd door HIV / aids, en heeft met 33 jaar een van de laagste levensverwachtingen ter wereld.
Hoofdstad: | Lusaka |
---|---|
Inwonertal: | 12,1 miljoen (2008) |
Bevolkingsgroei: | 1,9% (2005-2015) |
Oppervlakte: | 752.614 km2 (18 x Nederland) |
BBP/Capita: | US$ 623 (2005) |
Economische groei: | 5,8% (2008) |
Belangrijkste talen: | Engels |
Grootste religies: | Christendom (80%), Inheems (15%) |
De Taal
De officiële landelijke taal in Zambia is Engels. In de praktijk worden er echter ruim 70 talen gesproken. Etnisch is Zambia dan ook erg divers. No one tribe dominates Zambia in terms of either areal extent or population numbers, schreef George Kay in 1967.
De keuze voor Engels is met name ingegeven door de voordelen die dit heeft in de externe betrekkingen. Dit overigens in tegenstelling tot het buurland Tanzania dat samen met Kenia gekozen heeft voor een ´Afrikaanse´ taal - het Swahili, een bewerking van een taal die slechts in een zeer klein gebied gesproken werd - die voor de mensen toegankelijker is en tevens de dekolonisatie benadrukt.
Het landschap
Het landschap bestaat grotendeels uit een aantal zacht golvende plateaus. De hoogte neemt naar het noorden en oosten geleidelijk toe en komt langs de grens met Malawi tot boven de 1500 m. De dalen van de Midden-Zambezi in West-Zambia en van de Luangwa in Oost-Zambia vormen de laagste delen van het land. West-Zambia is overdekt met een dikke laag uit de Kalahariwoestijn afkomstig zand.
Twee van de grootste rivieren van Afrika ontspringen in Zambia, de Zambezi en de Congorivier. Ongeveer driekwart van het land behoort tot het stroomgebied van de Zambezi en haar zijrivieren: Kabompo, Kafue en Luangwa. Het overige deel, met uitzondering van een klein gebied in het uiterste noordoosten, watert af op de Congo en haar zijrivieren de Chambesi en Luapula. De rivieren hebben sterk wisselende waterstanden en zijn door stroomversnellingen en watervallen, o.a. de bekende Victoriawatervallen in de Zambezi, slecht bevaarbaar. In het noorden liggen het Mweru- en het Bangweulumeer in grote depressies. In het uiterste noordoosten grenst Zambia aan het Tanganyikameer. In het zuiden, waar de Zambezi grensrivier is, heeft zich achter de Karibadam het Karibameer gevormd.
De natuur
De plantengroei in het grootste deel van het land bestaat uit savanne vegitatie: hoog gras met verspreid staande bomen. In het noorden liggen bij de meren en in de rivierdalen tropische regenwouden. Nabij het Mweru- en het Bangweulumeer hebben zich uitgebreide moerassen gevormd, met sterk wisselende waterstanden.
De oorspronkelijke dierenwereld is eveneens die van de savanne, gekenmerkt door de grote planteneters (olifant, puntlipneushoorn, steppezebra, wrattenzwijn, buffel, talrijke antilopen, enz.) en predatoren (roofvijanden: leeuw, luipaarden, gevlekte hyena, enz.). In grote trekken lijkt de fauna op die van Oost-Afrika, hoewel ook talrijke Zuid-Afrikaanse elementen nog voorkomen. Giraffen komen slechts in het uiterste westen en in het oosten voor; een merkwaardige diergeografische scheidslijn blijkt midden door Zambia te lopen. Het belangrijkste deel van het verspreidingsgebied van de lechwe, een van de waterbokken onder de antilopen, valt binnen de grenzen van Zambia.
De tamelijk schaarse bossen zijn van verschillende typen en herbergen een vaak zeer karakteristieke dierenwereld. Enkele Centraal-Afrikaanse bosvormen met o.a. apen dringen tot in het noordwesten door. Totaal zijn ongeveer 225 soorten zoogdieren en 700 vogels van Zambia bekend. Lagere gewervelde dieren als bijv. reptielen zijn eveneens zeer goed vertegenwoordigd. De insectenwereld vertoont een grote rijkdom en omvat o.a. tseetseevliegen (wijd verspreid) en broedplaatsen van verscheidene zwermende sprinkhanen .
Zambia kent een uitgebreid netwerk van nationale parken en wildreservaten. De natuurbescherming is redelijk georganiseerd, maar kampt met stroperij (vooral van olifanten en neushoorns) en financiële problemen. Hoewel de parken een unieke basis vormen voor het safaritoerisme komt dit maar moeizaam op gang. Het bekendst zijn het Kafue National Park en de reservaten in het dal van de Luangwarivier. De geringe bevolkingsdichtheid en een al vroeg ingrijpen in de koloniale tijd hebben geresulteerd in een hier en daar nog opvallende wildrijkdom; wel wordt de puntlipneushoorn (zie foto) ernstig bedreigd.
De economie
Zambia is een land dat te maken heeft met grootschalige armoede. Deze armoede vindt zijn oorzaak deels in het feit dat Zambia erg afhankelijk is van zijn export van koper. In de jaren zeventig daalde de prijs van koper op de wereldmarkt sterk, waardoor de inkomsten uit de export voor Zambia flink afnamen. De overheid besloot in die tijd dat Zambia ook andere producten moest gaan produceren. Via die weg zou het land meer inkomsten genereren en niet langer zo afhankelijk zijn van de koperindustrie. Het resultaat hiervan is echter zeer beperkt.De economische groei van Zambia was in de jaren ’80 de op een na slechtste van zuidelijk Afrika en in de jaren ’90 had Zambia zelfs de laagste economische groei van dit gebied. Momenteel maakt de lage economische groei, in combinatie met de snelle bevolkingsgroei, dat bijna iedereen in het land armer wordt.
Onderwijs
Het Zambiaanse onderwijs wordt gekenmerkt door een brede basis van lager onderwijs - de 7 of 9 jarige Basic School - en een smalle top van Colleges (mbo/hbo niveau) en Universiteiten (hbo/universitair niveau). Daartussen bevindt zich de middelbare school (Highschool). De Highschool kent - overeenkomstig het Angelsaksische systeem - maar één verschijningsvorm; de examenresultaten bepalen het niveau dat je bereikt hebt en of, en zo ja welk, vervolgonderwijs voor je open staat.
De uitstroom uit het onderwijs kan als volgt worden samengevat:
- van de instroom in het lager onderwijs valt ongeveer 20 % af voor het zevende jaar
- na 7 jaar lagere school stroomt meer dan de helft uit; zij krijgen geen enkele vorm van vervolgonderwijs; het resterende deel gaat door naar de 2-jarige Upper Basis School (het overheidsbeleid is erop gericht deze doorstroom te vergroten)
- van degenen die de middelbare school afmaken gaat ongeveer een kwart naar een vorm van hoger onderwijs; daarnaast gaat een deel naar een vorm van informeel vervolgonderwijs.
Voor de schoolverlaters in de verschillende fasen is er een beperk en heterogeen aanbod aan beroepsonderwijs, varierend in duur, niveau en ontstaansoorsprong. Naast het ministerie van onderwijs - dat met name verantwoordelijk is voor basis, middelbaar en hoger onderwijs - zijn er drie ministeries en een groot aantal NGO´s (niet-gouvernementele organisaties) betrokken bij de invulling van het beroepsonderwijs.